Het Amerikaanse neoconservatisme – 1968-1988
terug naar vorige pagina
Eind jaren zestig ontstond er in de Verenigde Staten onder een aantal vooraanstaande gematigd progressieve ('liberal') intellectuelen groeiende ongerustheid over de toenemende invloed van het radicalisme op het intellectuele debat. De radicale beweging, gegroeid door het verzet tegen de interventie in Vietnam, vond dat Amerika een verziekt land was dat alleen door een revolutie gered kon worden. De liberal intellectuelen waren het oneens met de radicale visie op de Amerikaanse samenleving. De Verenigde Staten kampten inderdaad met grote problemen, maar een radicale revolutie zou niets dan ellende brengen. Zij besloten een frontale aanval uit te voeren op de ideeën die de radicale beweging verkondigde. Deze aanval bleef niet beperkt tot de radicale opvattingen. In de loop van de jaren zeventig plaatsten deze intellectuelen, die het etiket ‘neoconservatief’ opgeplakt hadden gekregen steeds meer vraagtekens bij de liberal opvattingen die zij zelf in de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig hadden verkondigd.